Een Candlestick grafiek wordt getekend aan de hand van de openingskoers, de hoogste koers, de laagste koers en de slotkoers. Bij stijgende dagen wordt een witte kaars (candle) getekend, waarbij de onderkant de openingskoers is en de bovenkant de slotkoers. Hierbij steken er streepjes uit (schaduwen), die aan de onderkant coderen voor de laagste koers en aan de bovenkant voor de hoogste koers. Bij dalende dagen wordt een zwarte kaars getekend, waarbij de onderkant juist de slotkoers en de bovenkant de openingskoers voorstelt. De uitstekende streepjes stellen weer de laagste en hoogste koers voor. |
De candlestick kan de volgende vormen aannemen:
alleen een lichaam, zwart of wit; een lichaam met twee
schaduwen; een lichaam met één schaduw; geen lichaam maar een kruis.
In de analyse met candlesticks spelen de zogenaamde gaps een belangrijke rol.
Een gap is een gat in de grafiek. De gap ontstaat door een koerssprong.
De kaarsen van twee opvolgende dagen overlappen elkaar niet. Er ligt een
gat tussen de lichamen van de kaarsen.
De schaduwen tellen hier over het algemeen niet mee. De gap is natuurlijk
overtuigender als er meer ruimte tussen zit en als er ook tussen de schaduwen
ruimte zit. Er zijn opwaartse en neerwaartse gaps. Hun betekenis
hangt samen met de omringende patronen. Ze kunnen een versnelling aankondigen,
een voortzetting maar ook een uitputting van de trend.